De synthesenota is de aanzet in de richting van het voorkeursbesluit. Deze nota omvat de ontwerp eindresultaten van het geïntegreerd onderzoek voor alle onderzochte alternatieven. Op basis van deze resultaten worden bepaalde alternatieven opzij geschoven, tot er uiteindelijk één oplossing overeind blijft, die het voorwerp zal vormen van het voorontwerp van voorkeursbesluit.
Let op!
Als disclaimer kan je best volgende tekst opnemen op het voorblad van de synthesenota:
De synthesenota vat de onderzoeksrapporten over het complex project samen. Het is louter een communicatie-instrument die de inhoud van deze uitgebreide en onderbouwde rapporten vertaalt naar een ruim publiek. De nota heeft geen juridische waarde. Wie wil reageren op de inhoud, moet zich hiervoor baseren op de tekst van de integrale onderzoeksrapporten.
Hoe pak je dit aan?
- Concretisering processtructuur in procesnota
- Alternatievenonderzoeksnota
- Adviesverlening
- Participatie
- Afstemming verschillende onderzoeken
- Gunningswijze en inschatting benodigde middelen
- Synthesenota en voorontwerp voorkeursbesluit
- Overheid bevoegd voor (ontwerp) voorkeursbesluit
- Ontwerp voorkeursbesluit
- Openbaar onderzoek
- Afspraken en overeenkomsten
- Voorkeursbesluit
- Rechtsgevolgen en verval
Goedkeuring van de onderzoeken
In functie van de opmaak van de synthesenota en het voorontwerp van voorkeursbesluit is het noodzakelijk dat de gevoerde onderzoeken van een goede kwaliteit zijn. Het projectteam (incl. het team Mer) gaat na of de kwaliteit van de ontwerp onderzoeksrapporten als voldoende kwalitatief kan ingeschat worden. Bijvoorbeeld d.m.v. een kwaliteitstoets bij de voor een MER-discipline bevoegde instantie, zoals ANB voor de discipline biodiversiteit.
Opmaak van een synthesenota en het voorontwerp voorkeursbesluit
Op basis van de ontwerp onderzoeksrapporten maakt het projectteam een synthesenota op. Alle redelijke alternatieven zijn gelijkwaardig onderzocht, conform de afspraken in de alternatievenonderzoeksnota (belangrijk voor de rechtszekerheid van het voorkeursbesluit). Het kan gebeuren dat uit het geïntegreerd onderzoek blijkt dat een bepaald alternatief toch helemaal niet beantwoordt aan de doelstelling van het complex project of een onaanvaardbaar hoge impact heeft of tot excessieve kosten leidt. In dat geval kan je in de synthesenota die verantwoording opnemen. Die verantwoording dien je uiteraard ook over te nemen in het voorontwerp voorkeursbesluit.
Let op!
Als je als bevoegde overheid geen voorstander bent van een bepaald alternatief, dan is het geen mogelijkheid om dit zo reeds op te nemen in de synthesenota. De (vaak stapsgewijze) afweging van alternatieven wordt, goed gedocumenteerd en gemotiveerd, opgenomen in het voorontwerp voorkeursbesluit.
De opmaak van het voorontwerp voorkeursbesluit is een tijdsintensieve stap omdat uit het geheel van onderzoeken de belangrijkste conclusies naar voren moeten worden gebracht, tegen elkaar moeten worden afgewogen en een aanzet tot keuze geformuleerd en gemotiveerd. Ben je er in deze fase nog niet uit en blijven er van de acht onderzochte alternatieven nog drie mogelijke voorkeursalternatieven over? Organiseer dan extra overleg en workshops om meer zicht te krijgen op de effecten van die drie alternatieven en het flankerend beleid dat je daar tegenover wil zetten (bv. omgaan met potentiële onteigeningen; aankondigen dat je in de uitwerkingsfase specifiek onderzoek doet naar een kwalitatieve geluidsbuffering,...). Hierdoor reik je extra info aan de besluitvormers ifv hun keuze voor één voorkeursalternatief. Draag er wel zorg voor dat de uitwerking van het voorontwerp voorkeursbesluit het onderscheidend karakter van en de afweging tussen de alternatieven niet verstoort.
In een aantal gevallen zal het in de onderzoeksfase nodig zijn om verder onderzoek te verrichten na afronding van het initiële geïntegreerd onderzoek op strategisch niveau. Dat betekent bv. dat de onderzoeksresultaten op strategisch niveau niet voldoende onderscheidend zijn tussen bepaalde alternatieven om een keuze inzake voorkeursalternatief te maken. Of dat betekent bv. dat op basis van de onderzoeksresultaten een 'vernieuwd' onderzoeksvoorstel (nog steeds binnen het ruimtelijk kader van de onderzochte alternatieven) wordt opgebouwd. Het is mogelijk in dergelijke gevallen te werken met een 'tussennota', een nota als procedurele tussenstap tussen enerzijds de beschikbare ontwerp onderzoeksresultaten en anderzijds het voorontwerp voorkeursbesluit. Zo'n tussennota heeft als doel de scope van de alternatieven af te bakenen en anderzijds de methodologie van het te voeren (detail)onderzoek scherp te stellen. Uiteraard dienen de keuzes inzake trechtering en/of verder onderzoek grondig gemotiveerd te worden om de gelijkwaardigheid van het alternatievenonderzoek te bewaren. Ook is het belangrijk om dezelfde rechten als bij de AON toe te kennen, dus de 'tussennota' wordt zowel voor advies voorgelegd aan de adviesinstanties als in publieke raadpleging gelegd voor de brede bevolking. Adviesinstanties en publiek kunnen inspreken op de inhoud van de 'tussennota': vragen bij het door het projectteam voorgesteld onderzoeksvoorstel, bij de door het projectteam voorgestelde trechtering en bedenkingen inzake het te voeren onderzoek. Gezien de scope van de 'tussennota' kan de inspraak zich niet richten op de inhoudsafbakening van de (vroegere) alternatievenonderzoeksnota. Gelijkaardig als bij de AON worden er na afloop van de adviesronde en de publieke raadpleging aanvullende richtlijnen door het team Mer, een overwegingsdocument en een geactualiseerde 'alternatievenonderzoeksnota' opgemaakt. Het werken met een tussennota is een opportuniteit en geen verplichte stap, vandaar wordt ze niet ingeschreven in de regelgeving complexe projecten.
In de regelgeving wordt niet voorzien in een formele goedkeuring van het door het projectteam opgemaakte voorontwerp voorkeursbesluit. Die goedkeuring gebeurt pas nadat de adviesronde is doorlopen en de adviezen zijn verwerkt in het ontwerp van voorkeursbesluit. Het wordt evenwel nuttig geacht dat de bevoegde overheid akte neemt van het voorontwerp voorkeursbesluit en het daarin uitgewerkte voorkeursalternatief, in functie van de opstart van de adviesronde. Dat heeft niet het statuut van een beslissing, maar geeft wel aan dat er politiek draagvlak is voor de gekozen oplossing.
Adviesverlening
De synthesenota, het ontwerp van MER en het voorontwerp van voorkeursbesluit worden door de procesverantwoordelijke bezorgd aan de adviesinstanties (de instanties die gevraagd zijn om een advies over de alternatievenonderzoeksnota en de instanties die vrijwillig een advies hebben uitgebracht). Deze instanties worden uitgenodigd op een adviesvergadering.
De belangrijkste adviesinstanties zullen in de regel deel uitmaken van het multidisciplinaire projectteam dat de onderzoeksfase heeft begeleid.
In ieder geval zullen adviesinstanties minstens al informeel geconsulteerd zijn bij het proces tot opmaak van de onderzoeken.
Een formele adviesronde moet derhalve eerder beschouwd worden als een finaal beoordelen van een reeds doorlopen proces en zou dus in principe niet meer voor verrassingen mogen zorgen.
Hier vindt u welke instanties advies verlenen en hoe het advies concreet gevraagd (en verleend) wordt.
Het inbouwen van die formele adviesronde heeft als voordeel dat, als op dat moment eensgezindheid wordt bereikt, een formeel standpunt van die adviesinstanties wordt gegeven, en dat gebeurlijke “laatste aandachtspunten” kunnen worden verwerkt in het ontwerp van voorkeursbesluit.
Bovendien krijgt het publiek tijdens het openbaar onderzoek de bevestiging dat het naar voren geschoven alternatief een door alle adviesinstanties (of een zo maximaal mogelijk) gedragen keuze betreft.
De formele adviesronde verplicht ten andere de adviesinstanties om de, tijdens de informele procesfase uitgebrachte standpunten, te honoreren.
Alle adviesinstanties moeten ten laatste op het moment van de adviesvergadering schriftelijk of mondeling advies uitbrengen. Doen ze dat niet, mag aan hun adviesvereiste worden voorbijgegaan.
De bedoeling van de adviesvergadering is te komen tot een geïntegreerd advies.
Aandacht voor een flankerend beleid
Milderende maatregelen en/of een flankerend beleid kunnen een bepaalde oplossing versterken. Ze vloeien voort uit de gevoerde onderzoeken en het proces. Ze vormen een essentieel onderdeel van het voorontwerp van voorkeursbesluit. Die reeks van maatregelen is iets wat je zal bespreken op de adviesvergadering. Het is belangrijk goed onderscheid te maken tussen de verschillende maatregelen en hun statuut:
- Milderende maatregelen omvatten alle relevante maatregelen ter voorkoming of ter vermindering van negatieve of aanzienlijk negatieve effecten. Ze worden geformuleerd ten aanzien van de initiatiefnemer en vallen binnen diens bevoegdheid en handelingsmogelijkheden. Zonder deze milderende maatregelen heeft het project onaanvaardbare milieuimpacts die de vergunning in de weg staan.
- Flankerende maatregelen zijn maatregelen die erop gericht zijn negatieve of aanzienlijk negatieve effecten te voorkomen of te milderen, en die via andere instrumenten dan het RUP of de omgevingsvergunning waar het MER betrekking op heeft, moeten worden gerealiseerd. Ze vallen meestal niet onder de bevoegdheid, verantwoordelijkheid of handelingsmogelijkheden van de bevoegde overheid.
- Aanbevelingen zijn maatregelen gericht op het milderen van beperkt negatieve effecten of het versterken van mogelijk positieve effecten. Ze worden geformuleerd ten aanzien van de initiatiefnemer of de bevoegde overheid en vallen in principe binnen hun bevoegdheid en handelingsmogelijkheden. Het formuleren van aanbevelingen in een MER brengt niet de verplichting met zich mee ze ook uit te voeren. Controle op de uitvoering en monitoring van de effectiviteit wordt dan ook niet opgelegd.
Omdat ze uitvoerbaar zouden zijn moeten de drie types maatregelen voldoende duidelijk geformuleerd zijn. Voor milderende en flankerende maatregelen moet duidelijk zijn wie verantwoordelijk is voor de realisatie, wat het beoogde doel is, binnen welke termijn de maatregelen moeten gerealiseerd zijn en of opvolging en monitoring nodig zijn (en wie hiervoor verantwoordelijk is).
Aannames en randvoorwaarden zijn feiten of veronderstellingen met betrekking tot de projectkenmerken of de huidige of toekomstige kenmerken van de projectomgeving. Aannames en randvoorwaarden die essentieel zijn voor de vaststelling dat de milieueffecten van een project zich binnen aanvaardbare grenzen situeren, moeten verankerd worden in het projectbesluit (via milderende of via flankerende maatregelen) dan wel geïntegreerd worden in het project.
Opmaak van een ontwerp van voorkeursbesluit
Om het verdere proces, waaronder het openbaar onderzoek, vlot te laten verlopen is het noodzakelijk dat er één duidelijk alternatief overblijft. Eens de ontwerp onderzoeksrapporten afgerond zijn kan op basis van een informele bevraging van alle actoren in het proces nagegaan worden welk draagvlak er is voor één of meerdere alternatieven. Die informatie neem je mee naar het overleg met de bevoegde overheid, die de taak heeft (informeel) een voorkeursalternatief aan te duiden. Het projectteam kan vervolgens aan de slag om het voorontwerp voorkeursbesluit uit te schrijven. Opgelet, gezien het belang van een geïntegreerde projectdefinitie (ifv de uitwerkingsfase) en aandacht voor het flankerend beleid in dat voorontwerp, kan de opmaak van het voorontwerp wel wat tijd in beslag nemen. Eens het voorontwerp is opgemaakt zal via de adviesperiode en het openbaar onderzoek een formele toetsing gebeuren van de inhoud van de beslissing. Na de adviezen die uiterlijk op de adviesvergadering zijn uitgebracht, zorgt de bevoegde overheid voor de vaststelling van het ontwerp van voorkeursbesluit. Waarna het ontwerp voorkeursbesluit voorgelegd wordt aan het publiek via een openbaar onderzoek, samen met de ontwerp onderzoeksrapporten.
Dit ontwerp van voorkeursbesluit wordt op een gelijkaardige manier opgesteld als het eigenlijke voorkeursbesluit zelf.
Afwijkingen van ruimtelijke plannen?
Als de overheid die het voorkeursbesluit vaststelt, wil afwijken van de bindende bepalingen van een ruimtelijk structuurplan van een hoger bestuursniveau, moet deze overheid de schriftelijke instemming hebben van dat hoger bestuursniveau. Als de provincieraad of gemeenteraad de bevoegde overheid is, kan het gaan om de instemming van de Vlaamse Regering wat betreft afwijkingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Als de gemeenteraad de bevoegde overheid is, kan deze ook de instemming nodig hebben van de deputatie wat betreft afwijkingen van het provinciaal ruimtelijk structuurplan.
De schriftelijke instemming van het hogere bestuursniveau moet er zijn ten laatste op het moment dat het ontwerp van voorkeursbesluit wordt vastgesteld. Bovendien moet het ontwerp van voorkeursbesluit – in voorkomend geval – aangeven op welke wijze zal worden afgeweken van het richtinggevende en bindende gedeelte van ruimtelijke structuurplannen.
Door deze bepalingen in het decreet heeft de burger tijdens het openbaar onderzoek zicht op de afwijkingen en de gebeurlijke instemming van de hogere overheid.
Deze instemming van het hogere bestuursniveau is eveneens nodig als er met het voorkeursbesluit afgeweken wordt van gewestplannen, plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen van een hoger bestuursniveau.
Het betreft hier afwijkingen. Dus het ruimtelijk structuurplan op zich wordt niet aangepast.
Afwijken van ruimtelijke beleidsplannen is eveneens mogelijk. Dit wordt geregeld in de VCRO.