Indien het beginsel van de optimale ontginning niet via het instrument van de ontginningsmachtiging kan bewerkstelligd worden, kan men een beroep doen op het instrument van de onteigening.
Aan een eventuele onteigening zijn evenwel een aantal strikte voorwaarden verbonden:
-
de optimale en rationele ontginning in het ontginningsgebied van de betrokken aanvrager moet in gevaar komen;
-
de aanvragende onderneming moet eerst een aanvraag tot ontginningsmachtiging ingediend hebben. Pas indien deze aanvraag negen maanden na de indiening nog steeds geen resultaat heeft opgeleverd (bijvoorbeeld bij gebrek aan overeenstemming omtrent de jaarlijkse vergoeding), kan de ontginner een onteigeningsaanvraag indienen. Onteigening is dus met andere woorden pas mogelijk nadat aan de eigenaar de mogelijkheid is geboden om eigenaar te blijven via het instrument van de ontginningsmachtiging. Een logisch gevolg hieruit is dat ook een onteigeningsaanvraag moet voldoen aan de inhoudelijke voorwaarden voor een ontginningsmachtiging.
De onteigeningsaanvraag moet dan ook alle nuttige elementen bevatten waaruit blijkt dat een ontginningsmachtiging niet kon worden verkregen, en waaruit blijkt dat aan de inhoudelijke voorwaarden voor een ontginningsmachtiging werd voldaan.
Indien aan al deze voorwaarden is voldaan, dan kan de Vlaamse regering, op voordracht van de bevoegde minister, al dan niet via andere hiertoe gemachtigde rechtspersonen, overgaan tot onteigening ten algemenen nutte op verzoek van de aanvragende onderneming. Voor de procedure en de onteigeningsvergoeding valt men terug op de gemeenrechtelijke onteigeningswetgeving.